Personages:
RECHERCHEUR, een wat te dikke man in politie-uniform, die als eerste handeling zijn pet naast zich op de tafel legt.
GETUIGE, een goed geklede, slanke, zelfverzekerde man.
POLITIEAGENTE, een nog tamelijk jonge vrouw, die zich bezig houdt met dossiers aanreiken, koffie zetten etc.

Enscenering:
Een verhoorkamer op een politiebureau, kaal, wand van spiegelend glas, twee ouderwetse houten stoelen, houten tafel. Op die tafel: een microfoon, een opname-apparaat, wat dossiers. In de hoek van de kamer staat nog een koffie-apparaat op een tafeltje met wat kopjes etc.

— — —

(Doek op. Alles is donker, dan gaat het licht in de verhoorkamer aan.)

POL.:
Deze kamer is nog vrij. Gaat u hier maar even zitten, meneer, dan zal ik iemand halen.

GET.:
Oké. Waar kan ik mijn jas ophangen?

POL.:
Geeft u uw jas maar aan mij, meneer.

GET.:
Dat is goed. (Geeft jas aan Politieagente.)

POL.:
Dan haal ik even iemand. Momentje, hoor!

(Politieagente loopt weg. Het duurt een minuutje. Getuige begint zich te vervelen, begint te pompompommen.)

POL.:
(Steekt hoofd om de deur) Momentje nog, hoor!

(Getuige pompompomt verder, maakt zelfs enige dirigeergebaren.)

REC.:
Goedemorgen!

GET.:
Goedemorgen.

REC.:
(Legt zijn pet naast zich op de tafel) Weer een druk dagje vandaag. We weten niet waar we het moeten zoeken. De snelheid waarmee alles gebeurt, daar heeft de gemiddelde burger geen weet van. Wilt u koffie?

GET.:
Alstublieft.

REC.:
(Schreeuwt) Karin!

POL.:
(Steekt hoofd om de deur) Ja?

REC.:
Standby blijven. Koffie voor meneer en voor mij.

POL.:
(Zorgt voor de koffie) Suiker en melk, meneer?

GET.:
Alstublieft, ja.

REC.:
Dan kunnen we beginnen. (Geeft een klap op de tafel en doet een knopje aan van het opname-apparaat) Naam?

GET.:
U kent mijn naam toch?

REC.:
Jawel. Maar dat is nodig voor dit ding. (Wijst op opname-apparaat)

GET.:
O jawel. Bert Verlijn.

REC.:
Adres?

GET.:
Stuartstraat 19.

REC.:
Alhier?

GET.:
Alhier, ja.

REC.:
Leeftijd?

GET.:
Tweeëndertig.

REC.:
Gezegende leeftijd.

(Politieagente geeft de twee heren hun kopjes koffie)

REC.:
Karin, standby blijven. Doe de deur dicht en blijf daar staan. En wat kwam jij vertellen, Bertje? Hou het kort, want we hebben niet veel tijd.

GET.:
Wel...

REC.:
Hou het kort, zei ik, want moeder de vrouw heeft over een uurtje warm eten klaar staan en daar moet ik op tijd voor zijn. Anders hebben we ruzie in de tent.

GET.:
Juist. Ik had in de krant gelezen dat mevrouw Schaapmaker —

REC.:
Annie Schaapmaker, ja, Stuartstraat 15.

GET.:
Dat die dood was gevonden in haar huis, op de 26e van de vorige maand. En nu wil het geval dat —

REC.:
Een suikerklontje voor mij, Karin.

(Politieagente doet wat haar gevraagd wordt)

REC.:
Ga verder, Bertje. Maar. Hou. Het. Kort. Alsjeblieft.

GET.:
Ze woonde maar twee deuren van mij vandaan, en ik liep de 25ste, dus een dag vóórdat ze gevonden werd, toen liep ik in het steegje dat achter haar huis loopt en het was wel tegen elven ’s avonds maar er was wel licht in haar huis. Dus ik loop daar met mijn fiets aan mijn hand en ik kijk daar binnen en —

REC.:
En daar zag je iets, Bertje?

GET.:
Daar zag ik iets, ja.

REC.:
En wat zag je daar, Bertje?

GET.:
Ik zag rooie vlekken op de deur links. De keukendeur, denk ik. En toen keek ik nog even beter en ik zag allerlei kleren en bh’s op de grond liggen.

REC.:
En dat kom je nu pas melden. Veertien dagen later. Bertje, Bertje.

GET.:
Nou ja, ik dacht, mevrouw Schaapmaker heeft weer een sado-masochistisch feestje of zo.

REC.:
Die had ze wel vaker?

(Politieagente schudt nee tegen iemand buiten)

REC.:
Wat zit jij nou nee te schudden? Ben jij ooit bij Annie Schaapmaker geweest?

POL.:
Nee, ik schudde nee tegen de hoofdcommissaris. Die staat buiten voor de deur.

REC.:
Vraag hem wat hij wil en hou je er verder buiten.

(Politieagente gaat naar buiten)

REC.:
Dat eeuwige gedonder ook.

POL.:
(Komt weer binnen) Hij wil even met u praten.

REC.:
Godverdegodver! Je kunt ook nooit rustig je zaken afmaken hier! (Hij staat op en gaat naar buiten)

GET.:
(pakt pet van Rechercheur van de tafel, zet hem op zijn hoofd en bootst stem van Rechercheur na) Hou het kort, godverdegodver!

(Politieagente begint te lachen)

GET.:
Jij lijkt mij wel een aardig typetje. Maar wat doe je eigenlijk bij de politie? (Hij legt de pet weer op tafel)

POL.:
Dat is mijn werk nu eenmaal.

GET.:
Maar dat is toch rotwerk: bonnen uitschrijven en zo?

POL.:
Je hebt ook een afdeling bij de politie die de boeven pakt, en daar zit ik bij.

GET.:
Hoe oud ben je?

POL.:
Nog net geen dertig, dat word ik over een paar weken.

GET.:
Ik kom langs om het te vieren. Waar woon je?

POL.:
Dat mogen wij niet zeggen.

GET.:
Dan kom ik op het bureau een cadeau aanbieden. Je draagt een heerlijk geurtje. Hoe heet dat?

POL.:
Obsession.

GET.:
Dan kom ik je een flesje Obsession aanbieden. Wanneer ben je jarig?

POL.:
De negenentwintigste. Maar je hoeft echt niet te komen, hoor.

GET.:
Waarom niet? Ik ben hier toch kind aan huis. Ze verdenken me al sinds mijn tweede jaar van elke inbraak in de omgeving. Maar nu heb ik echt werk.

POL.:
O ja?

GET.:
Ja, bij mijn oom Sjaak. Tapijtleggersbedrijf S. Verlijn vervangt uw tapijten zonder pijn. Dus als je —

REC.:
(Komt weer binnen en gaat zitten) Verdomme, die koffie is niet warm meer. Karin, koffie!

(Politieagente gaat koffie zetten)

REC.:
Wangslijm, Bertje. Om uit te sluiten dat jij er iets mee te maken hebt gehad.

GET.:
Dat wangslijm hebben jullie al.

REC.:
Dat wangslijm hebben wij al. (Bladert in een dossier) Wanneer heb je dat dan gegeven?

GET.:
Een jaar of twee geleden. Dat ging om een diefstal op de Havenweg, boven een fietsenwinkel.

REC.:
O ja, ik zie het. Toen ben je niet veroordeeld.

(Politieagente komt met een kop koffie)

GET.:
Uiteraard niet.

REC.:
Want je had het niet gedaan. Het kan zijn dat we je DNA-materiaal daarna hebben weggegooid.

GET.:
In dat geval heb ik er geen bezwaar tegen als uw Karin mij wangslijm afneemt.

REC.:
Dat is goed, want ik vind dat zelf altijd een heel geëmmer. Karin! DNA-test!

POL.:
(Pakt de spulletjes daarvoor) Oké. Doe je mond open.

(Getuige opent de mond, Politieagente doet haar werk)

GET.:
Dat was fijn, Karin.

REC.:
Niet op letten, Karin. Die Verlijntjes zijn niet zo fijntjes. Bertje, je zei net iets over die sado-masochistische feestjes bij Annie Schaapmaker. Je bent de eerste die dat opnoemt.

GET.:
Dat is vreemd. De hele buurt wist ervan, dacht ik.

REC.:
Maar we hebben een buurtonderzoek gedaan, en niemand zei iets over die feestjes. Waar was jij trouwens? We hebben bij je aangebeld maar je deed niet open.

GET.:
Ik was aan het werk bij mijn oom Sjaak.

REC.:
Wat voor werk is dat?

GET.:
Tapijtleggen.

REC.:
Dus je hebt nu regulier werk? De wonderen zijn de wereld niet uit. Hoor je dat, Karin?

POL.:
Jazeker hoorde ik dat.

REC.:
Gefeliciteerd, jongen! (Geeft Getuige een hand) En je bent nooit zelf op zo’n feestje geweest?

GET.:
Bij Annie Schaapmaker? Nee. Ik ben er nooit binnen geweest.

REC.:
Dan vind je het wel goed als er een paar agenten een huiszoeking bij je gaan doen, nietwaar?

GET.:
Als ze maar geen grote rommel maken in mijn huis.

REC.:
Nee, dat doen ze niet. (Schrijft iets op een briefje) Karin! Geef dit briefje aan de hoofdcommissaris. En snel!

(Politieagente neemt briefje aan en verlaat de verhoorkamer)

REC.:
Het wordt even een snelle huiszoeking. De Stuartstraat is honderd meter hier vandaan, dus ze zijn zo weer terug.

(Licht gaat tien seconden uit)

(De heren zitten nog steeds tegenover elkaar. Politieagente komt binnen en overhandigt aan de Rechercheur twee plastic zakjes met daarin een zweepje en een rood slipje)

REC.:
Aha! Standby blijven, Karin. Kijk eens aan! (Hij bekijkt het zweepje en het slipje zeer nauwkeurig) Kijk eens aan! Kijk eens aan wat we zomaar gevonden hebben!

GET.:
Dat zijn privéspullen. Niets meer, niets anders.

POL.:
(Smalend) Privéspullen!

REC.:
Wij van opsporingszaken noemen zoiets: trofeeën. Moet je kijken, Bertje, er staat op dat slipje in sierlijke letters A.S. En dat staat ook op dat zweepje. Zelfde sierlijke letters. Annie Schaapmaker, dat kan bijna niet anders. En je was nooit bij haar binnen geweest, zei je?

GET.:
(Kijkt de zaal in, doet hand boven de ogen en staart. Glimlacht en zwaait)

REC.:
Wat was dat?

GET.: Daar zit een meisje dat ik ken.

REC.:
O. Maar kunnen we verder gaan? Het is al ernstig genoeg.

GET.:
Ja, ja.

REC.:
Je kunt maar het beste vertellen wat er gebeurd is, Bertje.

GET.:
Ik zal het kort houden.

REC.:
Dat is je geraden, ja.

GET.:
Ik liep dus op de 25ste, een dag of veertien geleden, rond een uur of elf ’s avonds loop ik door het steegje dat achter het huis van Annie Schaapmaker loopt. Ik loop daar met mijn fiets, want ik kom net terug van mijn werk bij Sjaak Verlijn Tapijtleggersbedrijf. Mijn fiets is een tweedehands Batavus met handremmen —

(Rechercheur is weggezakt in slaap. Getuige kijkt vragend Politieagente aan)

POL.:
(Schreeuwt Rechercheur in het oor) Koffie!

REC.:
(Schrikt wakker) Hoe laat is het?

POL.:
Meneer Verlijn is hier.

REC.:
Standby blijven. Wel, dat lijkt me duidelijk. Vertel je verhaal nog eens, Bertje.

GET.:
Ik loop dus op de avond van de 25ste, met mijn fiets —

REC.:
Batavus, handremmen, ja.

GET.:
Loop ik door het steegje achter het huis van Annie Schaapmaker en wat zie ik daar?

REC.:
Wat zie ik daar. Hou het kort.

GET.:
Ik zie daar een ongelooflijke bende. Dus wat doe ik? Ik spring op mijn fiets en ik ren naar binnen.

REC.:
Gottogottogot. Weer zo een die zijn tekst niet kent.

GET.:
Ik ren dus naar binnen, want de achterdeur stond open. En in een flits zie ik een naakte man, onder het bloed, langs me heen rennen en die vlucht door de achterdeur naar buiten!

REC.:
Heb je dat gehoord, Karin? Naakte man, teken het even voor me. Naakte man vlucht langs meneer heen.

GET.:
Afijn, ik struikel bijna over de spullen die op de vloer liggen. Potjes, pannen, jurkjes, broekjes, bh’s, dat zweepje, massage, hoe heet dat, dildo’s. Ik zie dat de keukendeur onder het bloed zit. Dus ik volg het spoor en ik loop door naar de voorkamer en daar zie ik Annie liggen. Op tafel. Ze lag kruiselings op tafel, handen en voeten vastgebonden aan de poten. Ze was vreselijk toegetakeld, volgens mij was ze, was ze toen al dood.

REC.:
Toen heb je natuurlijk meteen de politie gebeld?

GET.:
Nee, niet meteen, want ik was in shock. Ik pakte dat zweepje en dat broekje van de vloer en ik ben het huis uitgegaan, naar mijn eigen huis. Pas de volgende ochtend heb ik de politie opgebeld, vanuit een telefooncel. Ik had een zakdoek voor mijn mond, want ik dacht: ze moeten niet weten dat ik het was.

REC.:
We dachten al dat jij het was die belde, Bertje. Een stem nabootsen kun je ook al niet. (Hij staat op) Ik ga even broer Jaap een hand geven.

(Politieagente en Getuige kijken elkaar bevreemd aan)

REC.:
Ik ga even pissen. (Hij loopt de deur uit)

GET.:
(Haalt papieren uit zijn kontzak) Kijk eens wat hier staat: Ik spring op mijn fiets en ik ren naar binnen. Dat heb ik ook letterlijk gezegd!

POL.:
Je hebt helemaal gelijk. Het staat zo op papier.

GET.:
Dus als die klootzak lult: hij kent zijn tekst niet. Ik ken mijn tekst wél!

POL.:
Gijs is een beetje moeilijke man. Hij heeft net zijn zoon verloren.

GET.:
Hoe heette dat geurtje ook alweer?

POL.:
Obsession? Dat hoef je niet voor me te kopen, hoor.

GET.:
Jawel. En dat breng ik dan op het bureau.

REC.:
Daar ben ik weer!

GET.:
Je gulp.

REC.:
(Draait zich om) Zo dan weer. Koffie, Karin!

(Politieagente gaat koffie zetten)

REC.:
Dan gaan we nu een betrouwbaarheidstest doen, Bertje.

POL.:
Het koffiezetapparaat is stuk.

REC.:
Dan moet je de stekker in het stopcontact steken.

POL.:
De stekker zit er in.

REC.:
Godverdegodver! Wat een waardeloze troep. Als de requisieten ook al niet goed zijn! Maar goed, Bertje. Een betrouwbaarheidstest. Jij zat net te zwaaien naar een meisje dat je kende. Hoe heette dat meisje?

GET.:
Hanna van Kralingen.

REC.:
Waar woont ze?

GET.:
Rembrandtstraat eh 277, één hoog.

REC.:
Goed. (Staat op, wendt zich tot het publiek) Mejuffrouw Van Kralingen van de Rembrandtstraat 277, één hoog. Kunt u even hier komen? U wordt van niets beticht, maar kunt u even hier komen. Mejuffrouw Van Kralingen? (Wendt zich tot Getuige) Juffrouw Van Kralingen bestáát helemaal niet, hè, Bertje?

GET.:
Jawel. Misschien is ze eerder weggegaan.

REC.:
Zó slecht hebben we toch niet gespeeld?

POL.:
Nee, zó slecht hebben we niet gespeeld. Misschien had ik wat meer tekst mogen krijgen, maar verder is alles oké.

GET.:
Dat vind ik ook.

REC.:
Jullie kunnen van mij wat, ik ga naar moeder de vrouw.

Doek.



©
Ben Hoogeboom, 2010.